Soms kon de tolk het niet bijhouden. Hüseyin Baybaşin voerde in het Engels het woord. ‘Sorry. Na bijna twintig jaar wil ik u uitleggen hoe vals deze beschuldigingen zijn’. Hij zat kaarsrecht, strak in het pak, maar zijn stem trilde soms. Vrijdag eiste het Openbaar Ministerie in hoger beroep 2.139.000 euro van Baybaşin.
Door @Wim van de Pol
Dat is afpersingsgeld, aldus het OM, tegen het gerechtshof in Den Bosch. Zo op het oog lijkt allemaal heel wat, dit slepende ontnemingsdossier. Bij nader inzien rijzen ernstige twijfels.
Baybaşin is in 1998 gearresteerd en in 2002 in hoger beroep veroordeeld tot levenslang voor opdracht geven voor (onder meer) een liquidatie in Istanboel en een gijzeling. De afgelopen jaren is een aantal vraagtekens over de rechtmatigheid van die zaak opgedoken. De advocaat-generaal bij de Hoge Raad is nu al ruim zes jaar aan het piekeren over een herzieningsverzoek van Baybaşin. Zijn advocaat Adele van der Plas legde meer dan 150 nieuwe feiten op tafel.
948.949,48 euro
Vanaf maart 1998 loopt er een strafrechtelijk financieel onderzoek. De laatste jaren gaat dat niet echt over rolletjes. Nadat de rechtbank Breda in 2005 bepaalde dat Baybaşin 948.949,48 euro moest betalen aan de Staat, kwam er een hoger beroep. In 2007 constateerde het gerechtshof in een tussenbeslissing dat niet aantoonbaar was dat Baybaşin enigerlei crimineel verkregen vermogen had opgestreken. Een nader financieel onderzoek volgde.
Niet bij Baybaşin
Normaal gesproken vormt de strafrechtelijke veroordeling ook de basis voor de plukze-zaak. Dat is handig en logisch.
Niet bij Baybaşin.
Het Openbaar Ministerie slaagde er nooit in investeringen van ‘drugsgeld’ van de wereldwijde ‘drugshandelaar’ die Baybaşin zou zijn te traceren. Niet één van de vijf feiten waarvoor hij in 2002 veroordeeld werd keert nu terug in de plukzezaak. Er is alleen het overkoepelende ‘leiderschap van een criminele drugsorganisatie die in Nederland zijn weerga niet kent’. Eén van de twee advocaten-generaal hamerde vrijdag nog maar eens goed op deze bevinding van het gerechtshof uit 2002. Er liggen nu drie geheel nieuwe feiten ter tafel. Andere zaken, andere namen.
Het Openbaar Ministerie zei vandaag dat drie keer afpersing na bedreiging bewezen is. Ze zouden zijn begaan in de periode dat het strafrechtelijk onderzoek naar Baybaşin liep (1997-1998). Dat afgeperste geld wil de Staat anno 2017 incasseren.
Appartementen
De eerste beschuldiging van afpersing is het overdoen onder bedreiging door een vastgoedhandelaar van grond in Istanboel voor 16 nog te bouwen appartementen aan een zakenpartner van Baybaşin, en daarmee aan Baybaşin. Het bewijs hiervoor ligt voornamelijk in een verklaring (uit 1999) van de handelaar ten overstaan van rechercheurs in Istanboel.
Het kwam het erop neer dat de handelaar de grond had verkocht, omdat hij door schuldeisers werd achtervolgd. Later wilde de koper (een bekende van Baybaşin) de zaak terugdraaien omdat de grond niet aan de eisen voldeed. De zaak heeft alle trekken van een geheel civielrechtelijke kwestie. Baybaşin zelf zei één keer met de handelaar gebeld te hebben om te bemiddelen in die juridische kwestie. De betrokken rechter-commissaris, de makelaar, de koper, en een advocaat bevestigden Baybaşin’s versie van het verhaal. Ze karakteriseren de handelaar als een onbetrouwbare man. Ook de handelaar zelf gaf in latere verklaringen toe dat er helemaal geen sprake was geweest van afpersing.
Het OM wil echter van geen wijken weten. Na ruim 19 jaar bracht het OM – pas donderdag jongstleden – cheques in als bewijs (geschreven door de handelaar). Ze zouden in 1998 zijn gevonden in Baybaşin’s huis in Nederland. De advocaat-generaal gaf overigens toe dat ze altijd waardeloos waren geweest.
Baybaşin was woedend en sprak van ‘vervalsingen’. Overigens ligt het stuk grond nog steeds braak. Er zijn nooit appartementen gebouwd.
A la Turka
In de tweede zaak betoogt het Openbaar Ministerie dat Baybaşin een aandeel in het voormalig Turks restaurant A la Turka (aan de Amsterdamse Van Woustraat) zou hebben afgeperst, om een oude heroïneschuld. Bewijs hiervoor ligt in een verklaring uit 1999. Het slachtoffer (dat alleen Koerdisch, nauwelijks Turks en geen Nederlands sprak) zou dit – zonder tolk – aan een Nederlandse rechercheur hebben verklaard. Later – met tolk – ontkende deze man ten overstaan van de rechter-commissaris ooit aandeelhouder van A la Turka te zijn geweest. Hij zei ook:
Ik ken Baybasin uit de Koerdische wereld. Iedereen kent hem, onder meer van tv (…) Ik heb nooit echt met hem gesproken. (…) Ik heb Baybasin nooit telefonisch gesproken.
Achtergehouden
De werkelijke eigenaar van het restaurant bleef jarenlang onvindbaar voor de politie en kon dus eerst niet getuigen in de zaak. Maar Baybaşin en advocaat Van der Plas slaagden er wel in hem te vinden. De man bleek al jarenlang gewoon boven het betreffende restaurant aan de Van Woustraat te wonen. Pas recent heeft de indertijd betrokken rechercheur schoorvoetend toegegeven dat deze persoon bij de recherche al bekend was. Hij had in 1999 zelfs een (ontlastende) verklaring afgelegd, maar die bleek door de politie te zijn achtergehouden.
Flauwekul
De eigenaar legde later nadere verklaringen af en de beschuldiging over het afpersen bleek flauwekul. Er was geen overdracht van een aandeel, laat staan onder dwang. Zowel de verklaring van de eigenaar als die van de man die ontkende te zijn afgeperst zijn ruim te onderbouwen met door de jaren heen opgedoken stukken.
Overigens blijkt telkens één bepaalde rechercheur bij het ontnemingsonderzoek betrokken te zijn geweest.
Ondanks dit alles zette het Openbaar Ministerie ook deze zaak door.
Zakenman
In de laatste zaak gaat het volgens de advocaat-generaal om een afpersing van een schuld uit de heroïnehandel van een oud-generaal en zakenman. De advocaat van de man heeft in 2003 aan de rechtbank laten weten dat wat politie en Openbaar Ministerie hierover beweren onjuist is. De man zegt nooit een schuld aan Baybaşin te hebben gehad en nooit zaken met hem te hebben gedaan. Het bewijs ziet het OM in de interpretatie van de inhoud telefoongesprekken, waarin over geld en een auto wordt gesproken. 
Problematisch bewijs
Maar juist die telefoontaps en ook ander bewijs in de ontnemingszaak is problematisch, want het is afkomstig uit de eerdere strafzaak. De advocaat-generaal bij de Hoge Raad heeft sinds 2011 dit dossier in onderzoek en inmiddels is uit zijn onderzoek gebleken dat het dossier veelal volledig in strijd met de waarheid is, ofwel onbetrouwbaar. Omdat de conclusie van de advocaat-generaal Diederik Aben nog niet gereed is beschikt het gerechtshof niet hierover.
‘Heroïneschulden’
Een voorbeeld zijn de beweringen over ‘heroïneschulden’ die personen aan Baybaşin zouden hebben. Uit het onderzoek van de Hoge Raad blijkt dat aantijgingen over Baybaşin’s positie als heroïnehandelaar allemaal uitsluitend anoniem zijn, en waarschijnlijk uit Turkse bron, en hoogstwaarschijnlijk vals. Een indertijd betrokken Nederlandse oud-officier van justitie heeft hierover aan de Hoge Raad een brief geschreven.
Verder blijken er in Turkije helemaal geen politiedossiers over drugshandel van Baybaşin te zijn. Het Nederlandse dossier over een heroïnetransactie acht het OM kennelijk niet sterk of relevant genoeg om in de ontnemingszaak in te brengen.
Daarnaast is gebleken dat telefoongesprekken van Baybaşin onverklaarbare tekenen van manipulaties vertonen en dat de door tolken samengevatte gesprekken vaak moedwillig verkeerd lijken te zijn vertaald.
Volgens Van der Plas kan het hof daarom deze telefoongesprekken nu niet gebruiken voor het bewijs in de ontnemingszaak.
Niet ontvankelijk
Advocaat Van der Plas vroeg het gerechtshof om het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk te verklaren ofwel het bewijs in de zaak uit te sluiten. En ook om alle vermogen van Baybaşin, dat in 1998 in verschillende landen is beslagen, op te heffen.
Tot nu toe is een aantal ontlastende getuigen niet nader gehoord. Het gerechtshof zal zich beraden over de vraag of dat nu alsnog moet gebeuren. Wanneer het arrest volgt is nog niet duidelijk.